Bloembollenvisie: ‘Het geweten moet op het bord liggen’

Als van sierteeltproducten wordt verwacht dat ze duurzaam geproduceerd worden, zal dat voor de voedingstuinbouw in nog sterkere mate het geval zijn. Deze producten zijn immers bestemd voor de consumptie. Hoe vertaal je duurzaamheid naar een voedingstuinbouwbedrijf? BloembollenVisie sprak hierover met Rob Baan van Koppert Cress, een bedrijf dat wereldwijd cressen produceert en verkoopt, met de gastronomie als voornaamste afnemer.

Koppert Cress begeeft zich met de productie van microgroenten, cressen, op een specifiek deel van de markt. Slechts een klein deel is bestemd voor de consumentenmarkt, het merendeel vindt zijn weg naar restaurants over de hele wereld, waar topkoks er mooie gerechten mee maken. Directeur-eigenaar Rob Baan heeft zich de laatste jaren ontpopt als ambassadeur voor voeding en gezondheid, met als motto: ‘geen pillen, maar planten’ en ‘vers versus farma’. “De mens is genetisch gemaakt om planten te eten, de natuur is één grote medicijnkast. De overheid geeft jaarlijks 90 miljard euro uit aan gezondheidszorg, terwijl ze met meer aandacht voor voeding en gezondheid 10 miljard euro zou kunnen besparen. Gezonde voeding leidt tot een beter leven. Het reclamebudget voor een product als Twix is vele malen groter dan het marketingbudget van de hele Europese groente- en fruitsector. Als je erbij stil staat, is dat absurd. Die bewustwording probeer ik over te brengen. Twee dagen per week maak ik vrij om me bezig te houden met voeding en gezondheid.”

‘D’ van doen
Voeding, gezondheid en duurzaamheid hebben voor Baan alles met elkaar te maken. “Grote bedrijven, zoals Unilever, gaan in al hun duurzaamheidsambities voorbij aan de gezondheid van de consument. Je kunt wel heel duurzaam produceren, maar als datgene wat je produceert heel ongezond is voor de mens, hoe duurzaam ben je dan nog bezig? Dan schieten we er niks mee op. Het geweten moet weer op het bord komen te liggen.” De belangrijkste stap in het kader van duurzaamheid is ‘de letter d van doen’, vindt Baan. “Duurzaam is voor mij ook een lifestyle. Zo heb ik net een huis laten bouwen dat energieneutraal is. Binnen ons bedrijf hebben we de energiebalans weten terug te brengen naar 4% en ik wil terug naar nul.” De energiekosten zijn een grote kostenpost in de voedseltuinbouw. “Logisch dat je dan naar oplossingen gaat zoeken. In Nederland slagen we daar al heel goed in. Geld besparen, is een belangrijke drijfveer, maar voor ons is de connectie met gezondheid daarbij net zo belangrijk. Dus produceren we niet alleen duurzaam, maar focussen we ook op een gezond, veilig en vers product.”

De hoofdvestiging van het bedrijf staat in het Westlandse Monster. Daarnaast opende Baan een kwekerij in Noord-Amerika en zijn er intensieve samenwerkingen met Australië, Japan en Turkije. “Door dichtbij onze afzetmarkt te gaan zitten, beperken we de CO2 footprint.” De meest recente uitbreiding op de locatie in Monster is de bouw van een Groen Label Kas van 5000 vierkante meter. “Deze kas is uitgerust met ledverlichting, die bovendien watergekoeld is. De opgevangen warmte wordt gebruikt voor vloerverwarming.” Al veel eerder liet Baan een warmtepomp installeren. “De overtollige warmte die zich in de zomer opbouwt in de kas, slaan we op en gebruiken we in de winter. Verder hebben we chemie vervangen door insecten; dat kost meer, maar ik slaap er lekkerder door.”

Goed verhaal
Zijn klanten verwachten overigens niet anders dan dat Baan een duurzaam en gezond product levert. “Dat geldt in principe voor elke consument. Hij wil erop kunnen vertrouwen dat het product wat hij koopt ook klopt. Voor topkoks ligt de lat nog wat hoger. Zij willen met seizoensproducten werken die vers, duurzaam én veilig zijn. Onze insteek is: kom met een goed verhaal en geef antwoorden voordat je klanten de vraag hebben gesteld. Het moet kloppen wat je doet. Al was het maar omdat dat voor jezelf goed voelt. Ik wil achter mijn product kunnen staan.” Baan gaat ver in het inspelen op wat de markt vraagt. “Op dit moment zijn Peruaanse invloeden belangrijk in de keuken. Dus ben ik met een groep van tien chefs afgereisd naar Peru om op zoek te gaan naar typisch Peruaanse smaken. Die reis heeft mooie, nieuwe producten opgeleverd, zoals Aclla, een microgroente die smaakt naar sinaasappelrasp. We vonden het in de tuin van onze lokale chauffeur en produceren het nu in onze kassen, dichtbij de afzetmarkt. Ook dat is duurzaamheid.”

Wat Baan betreft, kan de productie van typische seizoensgroenten en –fruit veel duurzamer. “Nu halen we aardbeien, blauwe bessen en bramen in de winter uit zuidelijke landen. Dat is niet duurzaam, alles moet naar Nederland worden getransporteerd. Bovendien is de smaak niet geweldig. Zulke producten kun je prima produceren in de Nederlandse kassen. Dat geldt ook voor exotische producten zoals papaya, passievrucht en tomatillo. Daarmee kun je heel wat CO2 besparen. Het kan een stuk exotischer in de Nederlandse kas. En duurzamer dus.” Duurzame producten kun je het beste produceren in een duur land, vindt Baan. “Daar kun je meer voor je product vragen. Zeker als je een onderscheidend product op de markt brengt met een goed verhaal. Maak er geen massaproduct van, dan ligt de focus op de prijs. Je moet je verhaal vertellen. Nederlandse tuinders werken heel duurzaam, de branche die ooit de grootste energiegebruiker was, is energieleverancier geworden. Dat moet je uitstralen, dan kun je het ook in de prijs verdisconteren. Voeg daarbij het verhaal over het belang van groente en fruit voor onze gezondheid en dan is er nog een wereld te winnen.”

Staatssecretaris Martijn van Dam van Economische Zaken is ervan overtuigd dat er iets moet veranderen in het voedselsysteem. ‘Eerlijker voor de boer, transparanter voor de consument en natuurlijker voor de overbelaste aarde die een groeiende wereldbevolking van voedsel moet voorzien’, was zijn boodschap tijdens de presentatie van de essaybundel ‘Aan Tafel’ op donderdag 11 februari in Rotterdam. In dit boekje geven tien opiniemakers en sleutelfiguren uit de voedselwereld hun visie op voedsel en de productie ervan, onder wie Rob Baan. In zijn voorwoord schrijft Van Dam dat hij niet gelooft ‘dat een overheid de wereld naar haar hand kan zetten’, maar ‘dat echte verandering uit de samenleving zelf komt’.

Duurzaamheid wordt een steeds belangrijker thema. In de samenleving, en daarmee ook voor de bollensector. Immers, als de samenleving om een duurzaam product vraagt, zal de sector daarop moeten reageren. Wat betekent dit voor de verschillende partijen die actief zijn in het vak? Op welke manier spelen zij in op de ontwikkelingen? Waar lopen zij tegenaan? Veel vragen. In deze serie gaat BloembollenVisie op zoek naar de antwoorden.

 

Tekst: Monique Ooms / Bloembollenvisie
Fotografie: Koppert Cress

Reacties zijn gesloten.